Het ontstaan

De Finse kinderpsychiater Ben Furman werd begin jaren negentig enthousiast voor de ingrediënten van de oplossingsgerichte therapie. Vooral de gespreksonderwerpen boeiden hem: de gewenste toekomst, de al gemaakte vooruitgang, de van anderen ontvangen steun, de waardevolle dingen die mensen zelf al gedaan hadden, en hun hulpbronnen. Een paar jaar later werd hij benaderd door twee leerkrachten van kinderen van vier tot zeven jaar uit het speciaal onderwijs met de vraag of hij hen wilde superviseren. Samen ontwikkelden ze een methode voor het oplossen van problemen waar kinderen mee te maken krijgen. Dit werd wat later ‘Kids’ Skills’  genoemd zou worden: een methode waarmee kinderen op een positieve manier problemen overwinnen door stapsgewijs nieuwe vaardigheden aan te leren. Voor kinderen van drie tot en met minstens dertien bleek de methode bruikbaar. Later verschenen ook de adolescentenversie ‘Mission Possible’, een computerprogramma ‘Bam, the kids’ wizard’ waarmee ouders hun kinderen van angsten af kunnen helpen en gewoonten kunnen veranderen, een instructievideo/dvd over het programma, en het vaardighedenboek ’Ik kan het’ waarin het kind zelf zijn vorderingen kan bij-houden. De stappen zijn geïllustreerd op een mooie grote poster.

     Als men de basisstappen van ‘Kids’ Skills’ eenmaal geleerd heeft, kan men zelf gaan improviseren (net als op dansles), maar voor de therapeut die voor het eerst met de methode gaat werken is het goed om de stappen eerst allemaal in de gegeven volgorde door te lopen.

 

Stap 1-4: zoeken naar vaardigheden

De eerste vier stappen gaan over het zoeken naar de te leren vaardigheid die het probleem uit de wereld helpt. Ouder en kind moeten het eens worden over welke vaardigheid er nodig is en welke voordelen het heeft om deze aan te leren. Tevens bedenken ze er een leuke naam voor. Het vertalen van het probleem in termen van een ontbrekende vaardigheid is vaak de moeilijkste eerste stap. Wat moet het kind precies leren om het probleem te laten verdwijnen? Nooit het ophouden met iets, maar altijd het gaan doen van iets anders. Niet ophouden met in bed plassen, maar opstaan en naar de wc gaan of wachten tot de volgende ochtend. Gebrek aan eigenwaarde wordt vertaald in antwoord durven geven op vragen van de juf, en durven meedoen met spelen. Gebrek aan concentratie wordt vertaald in kunnen luisteren zonder te onderbreken, en een bepaalde tijd op één plek kunnen blijven. Ophouden met het slaan van andere kinderen of met woedebuien wordt zelfcontrole leren. Stoppen met nagelbijten wordt je nagels laten groeien of er goed voor leren zorgen. Niet vloeken wordt acceptabele taal leren gebruiken. Scheidingsangst wordt de moed opbouwen om ergens achter te blijven als je moeder vertrekt. Controle-dwang wordt onbezorgdheid leren.

     In stap twee moeten alle betrokkenen het eens worden over de vaardigheid die geleerd moet worden. Je vader en moeder en onderwijzer denken dat het goed voor je zou zijn als je zou leren de waarheid te spreken in plaats van te liegen, ben je het daarmee eens? Of te leren wat aardiger te zijn tegen je zusje, of in de klas te zijn als de les begint, of dat je hetzelfde eet als de andere kinderen. Ben je het daarmee eens? Soms heeft het kind zelf een betere suggestie, of hebben zijn vriendjes een goed idee. Meestal stemmen kinderen in met wat hun ouders belangrijk vinden. Ze willen tenslotte meestal graag groter worden.

     In stap drie worden de voordelen van een vaardigheid onderzocht. Wat levert het op om naar bed te gaan zonder het licht aan? Dan hoeft moeder niet het licht uit te komen doen, dan hoeft vader zich niet af te vragen of moeder dat al gedaan heeft, dan krijg je misschien vaker een uitnodiging om ergens te komen logeren en kunnen vriendinnen makkelijker blijven slapen, en besparen we op de elektriciteitsrekening. Wat levert in je eigen bed leren slapen je op? Dan wordt je moeder ’s nachts niet meer wakker en heeft ze ’s morgens geen slecht humeur, dan kan ze ’s avonds nog even met vader praten over volwassen dingen. Dan kun je ’s morgens met je eigen speelgoed spelen zonder je ouders wakker te maken. Dan slaap je beter, en kun je je beter concentreren op school, en haal je misschien wel betere cijfers. De therapeut kan de motivatie voor het leren van de vaardigheid vergroten door de voordelen te blijven benadrukken en door het leren van de vaardigheid leuk te maken. Dat kan bijvoorbeeld door de vaardigheid als ‘cool’ te bestempelen, een ‘power’-dier of totemfiguur als hulp te introduceren, complimenten te geven bij het oefenen, en door al bij voorbaat te beschikken over een strategie bij terugval. Deze stappen worden hieronder besproken.

     Als de voordelen duidelijk zijn moet er een leuke naam bedacht worden

(stap vier). Hoe wil je je vaardigheid noemen? Handen thuis, de honden/poezen-vaardigheid (goed luisteren), de stoelvaardigheid (stil zitten), de Lion King (moed), de prinsessenschool, de snelheid van het licht?

 

Stap 5-8: steun mobiliseren

In de stappen vijf tot en met acht wordt steun gemobiliseerd. Bij stap vijf kiest het kind een totemfiguur; een dier of andere figuur dat kan helpen. Wie zou een uitweg uit dit probleem kunnen vinden (dwanggedrag)? Superman! Een dier, stripfiguur, fee, beschermengel, heilige, held - alles mag. Het kind tekent de totemfiguur of knipt het uit een tijdschrift. Totemfiguren kunnen het kind eraan herinneren de vaardig-heid te oefenen: ‘Je kat dacht misschien dat je het al geleerd had en is even een ander kind gaan helpen. Misschien moet je hem nog even zeggen dat je hem nog steeds nodig hebt, en dat hij je niet in de steek moet laten zolang je het soms nog vergeet.’

     Stap zes gaat over het werven van supporters. Kinderen hebben ook behoefte aan de steun van echte mensen. De therapeut laat het kind een aantal mensen vragen om supporter te worden. Hun taak is hem te stimuleren, te bewonderen, te vertellen waarom ze denken dat hij het kan leren, en hem weer op het goede spoor te helpen als hij het vergeet. Dit kunnen familieleden, klasgenoten, vrienden en bekenden zijn. Een supporter is iemand die wil dat je het leert en die je daarbij wil helpen. Ook een gescheiden ouder of overleden opa of oma kan supporter worden.

     Stap zeven gaat over zelfvertrouwen en is vooral belangrijk als het kind twijfelt of hij de vaardigheid wel kan leren. Er zijn allerlei goede redenen om te geloven dat je de vaardigheid ook echt zult kunnen leren. Je hebt eerder ook al andere moeilijke dingen geleerd, in sommige situaties kun je het soms al, je hebt de goede eigen-schappen ervoor, alle mensen willen je erbij helpen, en het is anderen tenslotte ook gelukt die het wilden leren. ‘Je moeder denkt dat je kunt leren om naar de wc te gaan omdat het je een week geleden al een keer gelukt is. Je bent een eigenwijs kereltje, dat zag ik toen ik met je aan het voetballen was, en eigenwijze kereltjes leren alles wat ze willen.’ Of: ‘je kunt vast de tafels leren, want je bent thuis de beste met computers, dus we weten dat je een slimme jongen bent. En de tafels van twee, drie, en vijf ken je al. Je hebt in het verleden al zoveel andere moeilijke dingen geleerd, en je hebt zulke goede supporters.’

     Innerlijke steun wordt nog extra gemobiliseerd als je je kunt verheugen op een beloning. Daarom bestaat stap acht uit het maken van plannen om het geleerd hebben te gaan vieren. Maak plannen voor een feestje als het kind de vaardigheid voldoende beheerst. Ballonnen, slingers en taart? Aan tafel verse sapjes drinken en lekkere hapjes eten, of naar een leuke bezienswaardigheid? Samen met de school-decaan op haar kamer koffie met gebak krijgen? Soms willen kinderen niets vieren als dat extra aandacht op hun situatie vestigt (bijvoorbeeld na bedplassen). Een jongen van veertien die was gaan stelen wilde thuis een kleine ceremonie houden om zijn betrouwbaarheid te vieren, en vroeg zijn moeder om zijn oma en biologische vader daarvoor uit te nodigen.

 

Stap 9-11: oefenen

Nu aan alle motivationele voorwaarden voldaan is moet de vaardigheid goed omschreven worden en moet er een oefenplan gemaakt worden met geheugen-steuntjes. In stap negen wordt de vaardigheid omschreven in videotermen. Het kind moet zelf vertellen en uitleggen hoe het zich zal gedragen wanneer het de vaardig-heid beheerst, en doet dat ook voor (in rollenspel). ‘Wat doe je dan precies als iemand je plaagt? Als je je moeder ’s morgen kunt uitzwaaien en je je niet meer aan haar vastklampt, hoe doe je dat dan? Wat doe je als er een hond aankomt? Als je je huiswerk helemaal zelf zou doen, waar zou je dat dan doen, en hoe lang zou je dan kunnen werken zonder dat er iemand naast je zit?’

     In stap tien treedt het kind met zijn oefenplan naar buiten. Als anderen weten welke vaardigheid het kind aan het leren is kunnen ze hem stimuleren. Wanneer het probleem buiten de familie bekend is (stelen, selectief mutisme) verdient het aan-beveling het leren van de vaardigheid (eerlijk zijn, of durven praten) eveneens openbaar te maken. Zo ontstaat er een sfeer waarin het voor iedereen mogelijk is om aan te moedigen en te helpen. Een bruikbaar hulpmiddel is om het Kids’ Skills vaardighedenboek van het kind aan iedereen te laten zien.

     Stap elf is dan het echte werk. Met het kind wordt afgesproken hoe en waar en wanneer het de vaardigheid gaat oefenen. Durven kletsen kan beginnen met praten met een vingerpop of via internet of door de telefoon, en daarna met een rollenspel. Snel aankleden kan door naast een stapeltje kleren te staan en op het startsein je aan te gaan kleden alsof het een wedstrijd is. Je moeder laten weggaan doe je door tot ziens te zeggen en haar rustig na te kijken als ze de hond uitlaat, eerst binnen het zicht en dan ook de hoek om. Bij bedplassen doe je drie keer de stop-startoefening bij elk wc bezoek, en vervolgens ook liggend met een ondersteek. Bij erg kieskeurig eten proef je eerst nieuwe vruchten of yoghurtjes. Liefst wordt er minstens eenmaal per dag geoefend. Juich en klap als het kind zijn vaardigheid laat zien, en vraag hem hoe hij dat deed. Geef ook complimentjes via anderen.

     Voor probleemgedrag dat zich door de dag heen voor kan doen is het goed om van tevoren geheugensteuntjes te bedenken. Alle leren gaat immers met vallen en opstaan. In stap twaalf worden die al bij voorbaat bedacht voor het geval dat. Laat het kind zelf vertellen hoe het eraan herinnerd wil worden als het zijn vaardigheid vergeet. ‘Hoe wil je erop gewezen worden dat je weer onderuit zakt in je stoel? Heb je liever dat ik je een of ander teken geef, of dat ik iets tegen je zeg?’ ‘Je kunt me Donald noemen.’ ‘Goed, laten we dat eens proberen. Laat jij je onderuitzakken, en dan noem ik je Donald, zodat we kunnen zien hoe dat voor jou werkt.’ Vaak willen kinderen dat de naam van hun totemfiguur wordt genoemd als herinnering. Doordat het kind het van tevoren zelf heeft aangegeven wordt het een hulpgebaar in plaats van een verwijt, en kan het zich zonder gezichtsverlies herstellen als het even fout gaat.

 

Stap 13-15: Gelukt!

Stap dertien is het vieren dat het gelukt is. Deze stap geeft het kind niet alleen iets om zich vast op te verheugen, maar helpt ook om het geleerde te handhaven. Het vieren gebeurt onder meer door alle supporters te bedanken die bij het leren geholpen hebben. Anderen bedanken voor hun hulp is als trakteren van een magische taart: hoe meer je uitdeelt hoe mooier en groter de taart wordt. Piet heeft geleerd om zich netjes te gedragen in de klas. ‘Je hebt het geweldig geleerd, wie hebben je daarbij geholpen?’ ‘Frans en Joke hebben me eraan herinnerd als ik het vergat en ook bijgehouden hoe vaak ik het goed deed.’ ‘Dat was vast heel handig voor jou, ga ze maar een hand geven om ze te bedanken. Hoe heeft je moeder je geholpen?’ ‘Door me uit te leggen waarom het belangrijk is.’ ‘Geweldig, schrijf het maar in je vaardighedenboek. Ik weet zeker dat je moeder het ontzettend leuk zal vinden om dat te lezen.’

     Het nieuwe gedrag wordt niet alleen gehandhaafd door het vieren, maar ook door het door te geven en door verder te gaan met een nieuwe vaardigheid. Stap veertien is het doorgeven van de geleerde vaardigheid aan anderen. Stimuleer het kind om een ander kind de geleerde vaardigheid te leren, want de beste manier om iets echt te leren is door het aan een ander te leren. Kinderen zijn geboren onderwijzers. Als een kind een ander kind iets leert, voelt het zich nuttig en de moeite waard. Een Ameri-kaanse journalist die moest oppassen op een meisje van zeven en twee jongetjes van vijf en drie, wilde zelf op de bank wat gaan liggen dromen. Hij zette een schoolbord neer met de jongetjes ervoor, gaf het meisje een krijtje, en zei dat zij haar broertjes het alfabet moest leren. Tot zijn verbazing bleven de jongens vol verwachting zitten en nam het meisje een wat jufferige houding aan en vonden ze het allemaal leuk.

     De vijftiende en laatste stap is het verdergaan naar de volgende vaardigheid. Daarover moet wel overeenstemming met het kind zijn. Het leven is voor kinderen eindeloos leren, en met elk dingetje dat ze leren wordt het voor hen makkelijker om nog meer te leren. Het helpt ouders geduld te oefenen en zich op één vaardigheid tegelijk te concentreren. Het helpt kinderen te verwachten dat ze daarna nieuwe vaardigheden zullen kunnen leren. Een lange lijst van geleerde vaardigheden is een bron van trots voor kinderen. Zodra Tim het strikken van zijn veters beheerste wilde hij het alfabet gaan leren, omdat hij wilde leren lezen en schrijven.

 

Twee voorbeelden

Lizzy

Lizzy van twaalf werd verwezen door een polikliniek kinder- en jeugdpsychiatrie met een milde gegeneraliseerde angststoornis, een milde dysthyme stoornis en een zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling. Ze had slaapproblemen en was bang dat er iemand op haar kamer kon komen. De school wilde haar zelfvertrouwen vergroten. Ze wilde leren slapen op haar eigen kamer zonder angstgedachten, met haar knuffeldier, meneer Beer. En waarom kan meneer Beer zo lekker slapen in haar bed? Als hij bang wordt, vraagt hij zich af: is het een echte gedachte of een misschien-gedachte? Van een misschien-gedachte kun je niet bewijzen dat hij klopt.

     Samen met de therapeut bedacht ze ook een praat-jezelf-sterk-versje: ‘Ik ben de baas over mezelf, ik kan denken en doen wat ik wil, ik ben de baas over mezelf.’ Om nog meer zelfvertrouwen te krijgen zochten ze samen foto’s in haar familiealbum waaruit zelfvertrouwen bleek: een foto waarop ze van de hoge duikplank springt, en de inhuldiging van de avondvierdaagse. Elke keer als ze zelfvertrouwen nodig had, haalde ze deze plaatjes in gedachten te voorschijn om het sterke prettige gevoel weer te krijgen. Als voordeel van deze vaardigheden zag Lizzy dat ze minder hulp van moeder nodig had om te slapen en haar angst weg te werken. Door deze vaardigheden aan haar jongere zusje door te geven, merkte ze dat ze ze echt beheerste. Ze wilde ze nu zelf ook gaan toepassen bij de Cito-toets en bij het schoolkamp. Thuis en op school merkte men dat ze spannende momenten beter de baas kon. De knuffelbeer zou voor de gezelligheid en als raadgever mee naar het kamp, want meneer Beer kon toch niet zonder haar alleen achterblijven in haar grote bed.

 

Marieke

Het tweede voorbeeld komt van Sherpa, een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking, waar sinds kort een trainingshuis is opgezet waarin zes jongeren voor het eerst op kamers gaan wonen. Zij krijgen intensieve begeleiding om na een jaar door te kunnen stromen naar een zelfstandige woning. Om de begeleiding een kader te bieden werd de methode ‘Kids’ Skills’ geïntroduceerd. Een gedragsdeskundige van de instelling kwam de teamleden helpen om de methode toe te passen.

     Marieke mopperde voortdurend voor en tijdens het opruimen van haar kamer. Niet alleen haar eigen stemming zakte op zo’n moment maar ook de begeleiding en de medebewoners werden er dol van. Marieke kon iets anders heel goed: zingen. De gedragsdeskundige stelde voor dat ze tijdens het opruimen samen met de begelei-ding zou gaan zingen in plaats van mopperen, of dat ze zingend zou mopperen. Dit idee werd aanvankelijk niet op prijs gesteld. Enkele teamleden waren niet gechar-meerd van hun eigen zangtalent en wilden liever niet meezingen Toen bedacht men om een CD op te zetten en met Marieke samen mee te zingen.

     Verder zou Marieke zelf aangeven welke vaardigheid ze wilde gaan leren. Deze moest gericht zijn op een huishoudelijke taak. Het werd natuurlijk leren zingend opruimen, in plaats van mopperend. De begeleidster die dit met Marieke zou oefenen werd vooraf geïnstrueerd door middel van een rollenspel. Ook zou Marieke elke dag dat het haar gelukt was haar taakje zingend te doen, een sticker krijgen op een groot registratieformulier. Dit formulier en het werkboekje van Kids’Skills werd bewaard in Mariekes werkmap. Bij een volgend bezoek van de gedrags-deskundige gaf Marieke aan dat ze het werkboekje heel duidelijk vond, en direct een naam voor haar vaardigheid had bedacht, ‘zingend mijn taakje doen’. Ze barste in lachen uit bij de suggestie dat ze ook zingend kon mopperen als ze dat zou willen. Ze had in korte tijd supporters opgetrommeld, en een idee voor een feestje. Afgesproken werd dat ze drie weken lang drie keer per week haar kamer schoon zou maken: een keer afstoffen, een keer stofzuigen, en een keer haar bed opmaken. Als dat haar zou lukken kreeg ze een certificaat en een feestje. Ze zou eerst een week oefenen zonder dat het mee zou tellen voor haar certificaat. Aan het eind van het gesprek met de gedragsdeskundige en een van de teamleden vroeg ze ‘kom je dan over vier weken kijken, dan doe ik het aan je voor.’ Na vier weken mailde Marieke dat ze graag een nieuwe vaardigheid wou leren, want het ‘zingend mijn taakje doen’ had ze onder de knie.

 

Het succes in bovenstaande casus is mede bepaald door de heldere context; een trainingshuis suggereert al dat je er iets gaat leren. De teamleden wilden ook graag leren, en hun aanvankelijke reserves werden duidelijk uitgesproken. De instructies van Kids’ Skills en het werkboekje zijn helder. De vaardigheid werd uitvoerig besproken inclusief alle voor- en nadelen van de verschillende opties, en de bege-leiders werden zelf zorgvuldig begeleid. Een vaardigheid die goed beheerst werd, zingen, kon gekoppeld worden aan wat Marieke nog moest leren. De cliënte had humor. De verschillende vormen van bekrachtiging, complimenten en tonen hoe je het doet, het certificaat en het feestje, waren zowel voor cliënt als team belonend. Het enthousiasme van de gedragsdeskundige voor Kids’ Skills werkte aanstekelijk. Alle betrokkenen werden er blij van.

 

Conclusie

Vaardigheden leren is meestal aantrekkelijker dan problemen oplossen - zowel voor kinderen als voor de volwassenen om hen heen. Het is toepasbaar in elke context, zowel thuis als op school als residentieel, en kan zowel met één enkel kind als met een hele klas of groep gedaan worden. Het vraagt ook geen uitgebreide bijscholing van de hulpverlener. Voor kinderen van vier tot veertien lijkt de methode een bruikbare uitbreiding van de ‘gereedschapskist’. Voor oplossingsgerichte thera-peuten is het prettig om weer even een beetje de deskundige te mogen zijn, een rol waar wij tenslotte toch allemaal in zijn opgeleid. Voor cognitieve gedrags-therapeuten is het prettig om even niet alleen te hoeven focussen op cognities.

     De contra-indicaties zijn grotendeels dezelfde als die bij gedragstherapeutische mediatietherapie via ouders of leerkrachten. Bij ernstige huwelijksproblemen of al overbelaste leerkrachten of groepsleiders is de kans op succes klein. Bij problemen waar de omgeving meer last van heeft dan het kind zelf, zal verandering van de contingenties op het probleemgedrag soms meer voor de hand liggen dan een vaar-digheidstraining. Deze benadering, waarbij de omgeving een belangrijke rol speelt, zal minder aanspreken voor (spel)therapeuten die liever individueel met een kind op belevingsniveau werken.

     Voor alle oplossingsgerichte benaderingen is het ten slotte goed om te bedenken dat het model (doe meer van dat wat werkt) is voortgekomen uit het model van het Mental Research Institute (als iets niet werkt, doe dan wat anders). Beide vuistregels blijven nodig.

     Als de geprobeerde oplossing het probleem in stand lijkt te houden, als moeder bijvoorbeeld erg begaan en opbeurend reageert op de regelmatige sacherijnige en depressieve uitlatingen van haar twaalfjarige, dan zou de aanpak van het Mental Research Institute in Palo Alto wel eens sneller en beter kunnen helpen (zie Murphy & Duncan, 2007). Dan is noch een ‘gewone’ oplossingsgerichte aanpak (doe meer van dat wat je doet als het probleem er niet is) noch een vaardigheidstraining op de wijze van Kids’ Skills het meest aangewezen. Tot slot moet bedacht worden dat voor Kids’ Skills net als voor alle andere methodieken geldt dat de persoon van de therapeut en de relatie met het cliëntsysteem veel belangrijker zijn voor het therapie effect dan de gekozen methodiek.

 

Samenvatting 

Dit artikel beschrijft de vijftien stappen van ‘Kids’ Skills’, een oplossingsgerichte methode voor kinderen. Uiteengezet wordt hoe de te leren vaardigheid gevonden kan worden, en kind en volwassenen het daarover eens kunnen worden, hoe het kind gemotiveerd kan worden voor het leren van de vaardigheid, het vertrouwen kan krijgen dat het zal gaan lukken, en hoe innerlijke en uiterlijke steun verworven kunnen worden. Volgende stappen gaan over hoe de vaardigheid precies geoefend kan gaan worden, en hoe er daarbij omgegaan kan worden met het onvermijdelijke vallen en opstaan. Ook het handhaven van de vaardigheid wordt besproken. Er wordt een voorbeeld gegeven van de toepassing bij een angstig meisje, en bij een verstandelijk beperkte mopperaarster in een trainingshuis. In de conclusie worden zowel de voordelen als de contra-indicaties besproken, en wordt de methode gepositioneerd in de hulpverlening in het algemeen.

 

Literatuur

Berg, I.K. (2000). Ik wil mijn kind niet kwijt; samenwerken met ouders onder dwang van de kinderbescherming, praktische richtlijnen voor de hulpverlening. Haarlem: De Toorts.

Berg, I.K., & Steiner, T. (2004). Het spel van oplossingen; oplossingsgerichte therapie voor kinderen, Amsterdam: Harcourt.

Bertolino, B. (2003). Change-Oriented Therapy with adolescents and young adults: a new generation of respectful and effective processes and practices. New York/ London: Norton.

Cladder, J.M., Nijhoff-Huijsse, M. & Mulder, G. (1986). Gedragstherapie met kinderen en jeugdigen. Hoofdstuk 8: oplossingsgerichte therapie. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Cladder, H. (1999). Oplossingsgerichte korte psychotherapie. Hoofdstuk 10: Kinderen en jeugdigen. Amsterdam: Harcourt.

Durrant, M. (2001). Creatieve oplossingen bij gedragsproblemen op school. Leuven/Apeldoorn: Garant.

Durrant, M. (2006). Oplossingsgericht werken met jongeren en hun gezin; een creatieve benadering van de residentiële hulpverlening. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

Furman, B., & Ahola, T. (1992). Solution talk: hosting therapeutic conversations. London: BT Press. (met kindercases).

Furman, B. (2006). De methode Kid’s Skills; op speelse wijze vaardigheden ontwikkelen bij kinderen. Soest: Nelissen.

Furman, B., & Ahola, T. (2006). Ik kan het. Vaardigheden boek. Helsinki: Brief Therapy Institute. www.kidsskills.org.

Furman, B. Kids’ Skills video; 30 min. interviews and therapy session. Helsinki: Brief Therapy Institute. www.kidsskills.org.

Furman, B. Bam, the kids’ wizard; computerprogram for bad habits and for fears. Helsinki: Brief Therapy Institute. www.kidsskills.org.

Le Fevere de Ten Hove, M. (2000). Korte therapie; handleiding bij het Brugse model voor psychotherapie met een toepassing op kinderen en jongeren. Leuven/Apeldoorn: Garant.

Murphy, J.J., & Duncan, B.L. (2007). Brief intervention for school problems; outcome- informed strategies; second edition. New York/London: Guilford Press.

 

Websites

www.kidsskills.org (website met verhaaltjes om voor te lezen aan kinderen met nachtmerries of woedebuien, de adolescenten versie “Mission Possible”, een gratis trainingsprogramma op de website voor wie Kids’ Skills wil leren gebruiken, een lijst met 37 gecertificeerde ‘ambassadors’ in Nederland, en de winkel waar het werkboek en de poster ‘Ik kan het’, het computerprogramma ‘Bam, the kids’ wizard’, en de Kids’Skills video besteld kunnen worden).

www.afocusonsolutions.nl (website van twee enthousiaste hulpverleners die o.a. een trainingsdag Kids’Skills in Smilde aanbieden).

www.solution-focused.nl (namen en adressen van het netwerk van oplossingsgericht werkenden in Nederland).